Onderweg naar nieuw Nickerie kom je door Coronie, het surinaamse kokodistrict, het district dat vroeger vooral belangrijk was vanwege de kokospalmen en aanverwante producten. Ook bijenhoning is er te vinden. Bij aankomst aan de westelijke oever van de Coppenamerivier wordt u verwelkomd door een bord met de tekst: Welkom in het district Coronie, Vredig, Vrij en Vriendelijk. Deze omschrijving is zeker van toepassing op het lieflijke Coronie. Nauwelijks drieduizend mensen wonen in kleurrijke houten huisjes, verscholen tussen de hoge palmbomen langs de Oost-westverbinding.
Coronie kwam pas laat in trek bij de Europeanen. De eerste bedrijvigheid begon met de Schot A. Cameron, die de katoenplantage Burnside oprichtte. Nu nog herinneren de meeste plaatsnamen in dit district aan de tijd van het Engelse protectoraat (1799-1816). De streek kende slechts een korte bloeiperiode. Al snel daalden de opbrengsten uit de verbouw van cacao, katoen en rietsuiker door de moordende concurrentie vanuit het buitenland. Slavenopstanden aan het begin van de 19e eeuw, onder invloed van het buurland Brits-Guyana waar de slavernij reeds afgeschaft was, gaven het lantage systeem de nekslag.
Na de afschaffing van de slavernij in 1863 trokken de plantagehouders weg. De achtergebleven bevolking van ex-slaven begon met succes de teelt van kokos. De hoge palmbomen bleken goed te gedijen in de nabijheid van de zee. Door ziekte en ouderdom van de bomen is de kokosproductie afgenomen. Daarnaast is kokosolie uit gebruik geraakt. De kokosnoten dienen nu deels als voer voor varkens. Veel klein landbouwers hebben het economisch niet meer kunnen redden, meer dan de helft van de bevolking is naar Paramaribo weggetrokken. Ongeveer 25 kilometer na de brug over de Coppename rivier verandert het vlakke lege landschap in een palmentuin en begint de bewoonde wereld. De huizen staan in groepjes bij elkaar in de schaduw van hoge palmbomen op de voormalige plantages. De eerste dorpjes zijn Ingikondre en Mary’s Hope.
Dat de zending in deze streek sterk aanwezig was blijkt uit de houten kerkjes die beide plaatsjes rijk zijn. Overigens zijn vrijwel alle huizen van hout, op neuten (palen) en in wisselende staat van onderhoud, met klokgevels, erkertjes en in alle mogelijke bouwstijlen.Opvallend is de ‘Maria onbevlekt ontvangen’ kerk uit 1892. De rooms-katholieke missie gaat al jaren een gevecht aan tegen het verval van deze grote houten kerk. Het onmogelijke ontwerp, geheel uit hout, is van pater Harmes, dezelfde ‘bouwmeester’ die het aandurfde om een houten kathedraal in Paramaribo te bouwen.
Bij een eerdere renovatie werd vijf meter van de negen meter hoge torenspits afgehaald, en werd het dak van brandbaar walabahout vervangen door zinkplaat. Het interieur van de kerk is intact gebleven, compleet met de kruisgang op panelen langs de wanden. Iedere zondag om 08.00 uur is er een dienst waarvoor zo nu en dan een echte pater uit de stad komt. Schuin tegenover de kerk loopt een pad naar het ‘strand van Coronie’. Door landafslag, een voortdurende bedreiging van het district, is in de loop der jaren het zand verdwenen en is het strand een modderbank geworden. Tegen het wassende water is in het westelijk deel van Coronie een dijk opgeworpen die een bezoekje waard is.