Ongeveer 50 kilometer rijden vanuit Paramaribo komt u bij de plantage Ayo waar u de oversteken met de veer naar de Jodensavanne maakt. Met een gids kan u worden meegenomen naar een afgesloten tijdperk.
De eerste groep joden kwamen uit Spanje en vestigden zich aan de Cassipora-kreek. Zij waren gevlucht voor de inquisitie en begonnen met de aanleg van suikerplantage. Ongeveer na 10 jaar later vluchten de tweede groep uit Engeland en een derde groep uit Brazilië.
Ze waren aanvankelijk vanuit Spanje naar Nederland Brazilië gevlucht via een uitnodiging van gouverneur Johan Maurits hadden ze daar samen met de Nederlanders plantages opgericht. In 1654 werd het Nederlandse gebied in Brazilië door de Portugezen veroverd, een groot deel van de joden ontvluchten het gebied, sommige gingen naar Frans-Guyana of Guadeloupe anderen naar Suriname.
In 1664 raakte Nederland, Cayenne kwijt aan de Fransen. De joden die daar leefde vele van hen vertrokken ook naar Suriname. 17 augustus 1665 kreeg de Joodse gemeenschap vrijheid van godsdienst. In 1667 veroverde Abraham Crijnssen Suriname op de Engelsen en liet hij de rechten van de joden ongemoeid.
Toen Suriname definitief Nederlands grond gebied werd, kregen de Joden in Suriname in 1969 officieel toestemming voor het stichten van een eigen gemeenschap met een synagoge en een begraafplaats. Dichtbij Cassipora werd een nieuwe landbouwkolonie gebouw met een stenen synagoge die de naam ´Berachah Ve Shalom´ in het Nederlands vertaald ´Zegen en Vrede´.
Ze legden suikerrietplantages aan en hielden slaven, en de gemeenschap groeide exponentieel tot er uiteindelijk meer dan 700 mensen woonden. In de hoogtijdagen waren er in Suriname in totaal zo’n 115 Joodse plantages, waar duizenden slaven werkten.
In 1691 verleende Jan van Scharphuysen een wettelijke status van nederzetting. De nederzetting werd de Jodensavanne genoemd. In 1832 werd Jodensavanne vrijwel geheel door brand verwoest. De meeste inwoners waren al vertrokken.
Tijdens de tweede wereld oorlog werd bij Jodensavanne een barakkenkamp gebouwd dat in 1942 tot juli 1946 in gebruik werd genomen. Er werden 146 mensen ondergebracht afkomstig uit Nederlands-Indië het waren wonende Duitsers voornamelijk leden NSDAP en leden van de Indische NSB.
De joodsesavanna werd door de natuur overwoekerd, maar gelukkig ontwikkelde de Architect Tijn A Dije in 1971 een plan voor het beheer van Jodensavanne. In het zelfde jaar werd ook een stichting Jodensavanne SJS opgericht. In 1973 werd het terrein schoongemaakt, er werd een bezoekerscentrum gebouwd en de resten van de synagoge werden beschermd.
Tijdens de binnenlandse oorlog werd de Jodensavanne weer overwoekerd door de natuur. In 1999 werd het gebied weer schoon gekapt, en onder leiding van Guido Robles werd de Stichting Jodensavanne heropgericht. In 2009 tot Nationaal monument benoemd. Het beheer gebeurt in nauwe samenwerking met het inheemse dorp Redidoti. Zowel Jodensavanne als de begraafplaats Cassipora zijn toegankelijk voor bezoekers.