Ze was de weduwe van David de Hoy. Door de naam van haar man werd Mariënburg ook Di Hooy genoemd.
David de Hoy en zijn broer Carel kwamen rond 1715 naar Suriname. Het waren kinderen van dominee Aegidius de hoy uit leiden. Ze richten in het commewijnedistrict in Suriname iedere een eigen plantage op. David trouwt eerst met Anna Prothers en later met Maria de la Jaille, dochter van Gabriel de la Jaille en Sara Lodge, de eigenaars van de nabijgelegen plantage Nieuwzorg.
Op 19 november 1704 werd Maria de la jaille geboren. Rond 1745 richt ze de plantage Mariënburg op. Drie jaar daarna woonde ze aan de keizersgracht tussen utrechtsestraat en Reguliersgracht te Amsterdam. Op 24 april 1756 overlijd ze en wordt begraven in de oude kerk in Amsterdam.
Na haar dood waren er regelmatig wisseling van eigenaar (J.M. Fraisinet, J. van Oosterwyk, C. Moyet, Van Baak). Daarnaast veranderde langzaam in een koffieplantage.
In 1863 bij de afschaffing van de slavernij kwamen er 99 personen vrij, er werden 21 nieuwe achternamen genoteerd. Na de afschaffing lag Mariënburg erg verlaten bij.
In 1882 kocht Nederlandse Handel- Maatschappij het op en maakt er een Suikerfabriek van. Er werd een 12 kilometer lange spoorweg aangelegd om het suikerriet te vervoeren. Op 23 oktober 1882 werd de Suikerfabriek geopend door de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM). Voor de Fabriek werden er Javaanse en Hindoestaanse contractarbeiders gehaald uit een andere kolonie.
De eerste contractarbeider kregen wel betaald, maar de lonen waren erg laag. Vandaar dat er ook op 2 juli 1902 een staking uit brak. De Directeur James Mavor uit schotland had zich misdragen tegen vrouwelijke arbeiders en werd door de contractarbeiders achtervolgd en omgebracht.
Dezelfde dag arriveerde het koloniale leger op Mariënburg. Op 30 juli werden arrestaties verricht, waarna woedende arbeiders optrokken naar het kantoor. Toen vervolgens op de muitende arbeiders het vuur werd geopend vielen er 17 doden en 39 gewonden. De lijken werden in een massagraf gegooid en overdekt met ongebluste kalk waardoor deze niet meer te vinden zouden zijn. Van de gewonden bezweken er later nog zeven. Acht arbeiders werden veroordeeld tot 12 jaar tot dwangarbeid.
In 1964 werd de fabriek verkocht aan de N.V. Rubber Cultuur Maatschappij Amsterdam en leverde melasse aan Suriname Alcoholic Beverages (SAB). In 1986 is de fabriek ook gesloten,
Op zondag 30 juli 2006 is er een moment onthuld ter herinnering aan de opstand. Op initiatief van de stichting gevallen helden 1902. De fabriekshallen het huis van de directeur en de locomotief staan ernog. Tot de sluiting was Mariënburg een overheidsbedrijf en wettelijk zijn de ex-arbeiders nooit ontslagen. Zij leven in de voormalige arbeiderswoningen.